I
adj. (veel vet(ten) bevattend: v. vlees, kaas; veel nuttige stof bevattend: v. grond, klei, kólen, kalk e.d. ; dik: v. dier, v. persóon, kop, (grof); vetgedrukt; vet afscheidend: huid, haar) жи́рный; ( verontreinigd, vuil: kraag, vingers; bougíe ) заса́ленный; ( door vet verontreinigd: vingers, kin, borden, vaat e.d. ) Spreek. жи́рный; ( vuil: kraag, vingers; pej. : háren, huid ) са́льный
het vette der áarde — земны́е бла́га; bijb. тук земли́;
een vette baan — дохо́дное ме́сто;
vet te érfenis — кру́пное насле́дство;
vette jaren — ту́чные/сы́тые го́ды;
er staan vette vingers op de ruit — стекло́ захва́тано са́льными па́льцами, на стекле́ следы́ от са́льных па́льцев;
vet als módder Spreek. — жи́рный как каба́н; ( met hoog vétgehalte ) стра́шно жи́рный:
vet gedrúkt — напеча́танный жи́рным шри́фтом;
vet wórden (dik) — жире́ть/разжире́ть, толсте́ть/потолсте́ть; ( verontreinigd ráken door vet, smeer ) заса́литься; Spreek. стать жи́рным; ( verontreinigd ráken door smeer e.d. ) измазаться;
daar zul je niet vet van wórden vetpot
●
II sb. het (díerlijk, plantáardig; voor consúmptie; aan vlees; onderhuidse laag) жир; ( onderhuidse laag; t.a.v. persóon: grof; spek, réuzel ) са́ло; ( gesmólten, voor consúmptie: ook ) сма́лец; ( tech. : om te sméren, beschérmen ) сма́зка, сма́зочное ма́сло; ( spec. : zwart vet: ook ) таво́т
meervóudig onverzádigd vet — полиненасы́щенный жир;
vet áanzetten — обрасти́ жи́ром;
iem. zijn vet géven (met woorden) — дать [3] нагоня́й, проучи́ть pf [4]; Spreek. дать [3] взбу́чку;
hij heeft zijn vet gekregen (met woorden) — ему́ влете́ло /попа́ло, он получи́л нагоня́й/ Spreek. взбу́чку, он как сле́дует получи́л;
iets in bet vet hébben vooruitzicht
in zijn éigen vet gaar kóken sop
in het vet zétten — покры́ть сма́зкой, сма́зать;
in het vet gezét zijn — быть в сма́зке;
op zijn vet téren — жить if от счёт со́бственного жи́ра;
uit het vet hálen — удали́ть сма́зку с [2]
Начните вводить слово: