ТОЛК: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

ТОЛК

I
m
1 Spreek. verstánd het , begríp het , zin
то́лком — verstándig [áanpakken e.d. ];
он ничего́ то́лком сказа́ть не мог ( m.b.t. — antwoord op vraag) hij kon geen zínnig woord úitbrengen;
взять́ в толк — begríjpen, vátten;
не возьму́ в толк — ik begrijp er niets van;
они́ не мо́гут взять в толк, отчего́ … — ze kúnnen er geen touw aan vástknopen waaróm …;
знать/понима́ть́ толк в [6] ( — veel) verstánd hébben van, (veel) áfweten van;
с толко́м — met verstánd, verstándig [áanpakken/óordelen e.d. ];
сбить́ с то́лку — in de war bréngen/máken;
van de wijs bréngen, van z'n stuk/ apropós bréngen, in verwárring bréngen, uit het veld slaan, verwárren, overblúffen;
он был соверше́нно сбит с то́лку — hij was compleet van de kaart;
не дать сбить себя́ с то́лку — z.. niet in de war láten bréngen, z. niet láten overblúffen;
сби́ться́ с то́лку — van z'n stuk/apropós/de kaart ráken, in verwárring/de war zijn/ráken, de kluts kwíjtraken, ten einde raad zijn, het verkeerde pad ópgaan

2 Spreek. nut het , profijt het , voordeel het
я не ви́жу в э́том никако́го то́лка [ — studéren?] daar zie ik het nut niet van in;
бе́з́ толку/без то́лку — nútteloos;
из э́того ма́льчика вы́йдет/полу́чится/бу́дет́ толк — er zit muzíek in die jóngen, die jóngen komt er wel;
из тебя́ то́лку не вы́йдет/бу́дет — er komt niets van jou terecht, dat wordt niets met jou;
не вы́йдет из э́того то́лку — er komt niets van terecht, dat wordt niets;
то́лку не добьёшься!́ — dat zal je niet glad zítten!, dat zal je niet lúkken;
om [2] то́лку не добьётся — je krijgt geen zínnig woord uit hem;
како́й́ в э́том толк ? — wat voor/welk nut heeft dat?, wat levert het op?, daar zie ik het nut niet van in;
како́й́ от э́того толк ? — waar is dat goed voor?;
от э́того то́лку ма́ло́ — dat zet geen zoden aan de dijk;
тебе́ от э́того ма́ло то́лку — je wint er niets mee;
от него́ никако́го то́лка — aan hem heb je niets, met hem is niets te begínnen; ( v. iem. die léiding geeft) er gaat niets van hem uit;
что то́лку — wat heeft dat voor nut/zin?

3 Arch. úitleg, verkláring
4 stróming, ríchting
учи́теля ста́рого́ то́лка — onderwijzers van de óude stémpel

5 (als pl.t. ) толки
II ( pred. ) Spreek. een klap/schop/por [géven]