КОНЧИТЬ: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

КОНЧИТЬ

ко́нчить
( pf ; if конча́ть; tr. )
1 beëindigen, éindigen, klaar zijn met;
ópmaken; áfhebben, áfmaken;
[vóorraad e.d. ] ópgebruiken
ко́нчено! — afgehandeld!;
ме́жду на́ми всё ко́нчено — jij hebt bij mij afgedaan, wij hébben elkáar niets meer te zéggen!, het is uit tússen ons;
он пришёл, когда́ уже́ всё бы́ло ко́нчено — hij kwam pas toen álles al voorbíj was;
я сейча́с ко́нчу — ik ben zó klaar;
ко́нчен бал́ Spreek. — het is uit met de pret;
( ovdr. ) — het spel is uit;
ко́нчить век/ жизнь́ Arch. — stérven;
де́ло́ ко́нчено ( — áfgelopen) dat is een bekeken zaak;
на э́том де́ло не ко́нчено ( m.b.t. — áfwerking, voltóoiing v. iets) we zijn er nog niet;
и ко́нчено! — en daármee básta!, punt, uit!;
пло́хо/ ду́рно/скве́рно́ ко́нчить — het is gedáan/gebeurd met hem/ …;
ко́нчить жизнь самоуби́йством́ — zélfmoord plégen;
собра́ние́ ещё не ко́нчено — de vergádering is nog aan de gang;
ко́нчить счита́ть́ — ten einde téllen, úittellen

2 ( m.b.t. stúdie) áfstuderen
он ко́нчил свою́ учёбу — hij is klaar met z'n stúdie

3 beëindigen;
stóppen, óphouden, úitscheiden (met)
конча́й(те)! — hou op! (iets te doen);
ко́нчить рабо́тать/рабо́ту́ ( — na gedane dágtaak e.d. ) óphouden, stóppen met wérken;
ко́нчитьтелефо́нный разгово́р — óphangen;
конча́й трепа́ться!́ — houd op met dat geouwehóer!

4 Stijl. (seks) kláarkomen
5 Stijl. iem. een kopje kleiner máken, koud máken, om zeep hélpen