ВСТРЕТИТЬ: значение слова

встре́тить
( pf ; if встреча́ть, tr. )
1 ontmóeten, tégenkomen
не встре́тить [2] ( — niet tégenkomen) missen
●
2 áfhalen, ópwachten
встре́тить [4] на вокза́ле́ — iem. van de trein hálen;
встре́тить [4] с по́езда́ — iem. van de trein halen
●
3 begróeten, verwélkomen;
ontvángen
кни́га была́ встре́чена доброжела́тельно/пло́хо́ — het boek werd gúnstig/slecht ontvángen;
встре́тить предложе́ние́ с энтузиазмом/восто́ргом/воодушевле́нием/ Spreek. на ура́ — een voorstel geestdríftig/met gejuich ontvángen;
серде́чно́ встре́тить — hártelijk verwélkomen;
встре́тить [4] в штыки́́ — iem./iets zeer vijándig ontvángen
●
4 ondervínden, tégenkomen, áantreffen
встре́тить одобре́ние́ (со стороны́ [2]) — waardéring (ónder)vínden (van de zíjde van);
встре́тить о́тклиќ (у/среди́ [2]) — wéerklank vínden (bij);
встре́тить отпо́р́ — van een kóude kérmis thúiskomen;
встре́тить мно́го пробле́м́ на своём пути́ — veel problemen op z'n weg vínden;
ре́дко́ где встре́тишь таку́ю красоту́ — zo'n schóonheid zie je maar zélden;
встре́тить смерть́ досто́йно — wáardig stérven;
встре́тить сопротивле́ние́ ( v. — máatregel, óptreden v. polítie e.d. ; mil. ) op tégenstand/verzet stúiten, tégenstand ondervínden, verzet ontmóeten;
всё ре́же мо́жно встре́тить тала́нт́ — talént wordt schaars;
встре́тить угро́зу́ — een bedréiging het hoofd bíeden
●
5 víeren
встре́тить Но́вый́ год — nieuwjaár víeren, oud en nieuw víeren