ВАЛЯТЬСЯ: значение слова

валя́ться
( if : intr. )
1 z. wéntelen, rónddraaien
валя́ться в гря́зи/пы́ли — z. in het slijk/stof wéntelen ( lett. / ovdr. );
там конь ещё не валя́лся Spreek. ( — gezegd vóór áanvang v. nieuw, omvángrijk werk) er moet nog heel wat werk wórden verzet;
валя́ться в нога́х́ у [2] Spreek. — op z'n knieën líggen;
валя́ться от сме́ха́ — dúbbel líggen van het láchen;
валя́ться со сме́ху́ — dúbbel líggen van het láchen
●
2 Spreek. líggen te luieren;
ziek líggen
валя́ться весь день в посте́ли — de hele dag in bed líggen rótten;
валя́ться без созна́ния́ — in kátzwijm líggen
●
3 Spreek. ( v. spullen) róndslingeren, róndzwerven
везде́ валя́ются бума́ги — overál líggen papíeren;
валя́ться как како́й-то хлам ( v. — kleding, fiets e.d. ) érgens voor oud vuil líggen;
его́ оде́жда валя́ется по всей ко́мнате — zijn kléren slíngeren overál in de kámer rond;
тако́е на земле́/ доро́ге́ не валя́ется — zóiets heb je maar niet voor het óprapen, daar moet je iets voor doen