( maníer
van lópen ) похо́дка, по́ступь; ( v. paard ) аллю́р; ( in huis e.d. ) коридо́р; ( dóorgang ) прохо́д; ( verbindingsgang ) ход;
mijnb, штрек; ( verlóop ) ход; ( gerécht ) блю́до.
ga uw gang ! — поступа́йте/реша́йте как хоти́те!, поступа́йте/ реша́йте, как вам уго́дно!; ( tártend ) ну, дава́йте!, (ну, дава́йте,) попро́буйте!; ( godoor ) продолжа́йте!; ( als men iem. vóór laat gaan e.d. ) пожа́луйста проходи́те!; ( aan táfel ) бери́те!, е́шьте!, угоща́йтесь!;
je gaat je gang maar! Spreek. ( — э́то) де́ло хозя́йское!; Spreek. как зна́ешь!;
hij gaat zijn éigen gang — он идёт свои́м путём/свое́й дорого́й; Spreek. он гнёт своё;
zijn gewone gang gaan — идти́ ( pf пойти́) свои́м поря́дком/чередо́м/хо́дом;
het léven ging weer zijn gewone gang — жизнь потекла́ по-пре́жнему;
weer z'n óude gang gaan — войти́ в колею́;
iem. zijn gang láten gaan — предоста́вить [3] по́лную свобо́ду, дать [3] во́лю;
laat hem z'n gang maar gaan — пусть (себе́) де́лает как зна́ет; ( laat hem maar lézen etc. ) пусть себе́ (чита́ет etc. );
zijn laatste gang máken — отпра́виться в свой после́дний путь;
aań de gang blijven — продолжа́ть if [4], не перестава́ть if ; ( de telefóon rinkelt de hele dag ) ze blijven maar aan de gang э́тому конца́ нет; ( hij herbaalt steeds hetzélfde ) hij blijft maar aan de gang он всё тверди́т одно́ и то же;
ik blijf niet met jou aan de gang ! ir. — хва́тит /надое́ло с тобо́й вози́ться!;
&;
aan de gang bréngen — привести́ в движе́ние, пусти́ть в ход; ( mótor e.d. ) запусти́ть, завести́; ( slínger e.d. ) раскача́ть;
( op ) gang (brengen)
aan de gang gaan — взя́ться за де́ло /рабо́ту;
als hij éenmaal aan de gang is/gaat, dan is er geen hóuden meer aan — уж е́сли он разойдётся, то его́ никаки́ми си́лами не остано́вишь;
iem. weer aan de gang hélpen — помо́чь [3] встать на но́ги; ( werk bezórgen ) устро́ить [4] на рабо́ту; ( de mótor sloeg af ) en ik kreeg hem niet meer aan de gang и вновь не зарабо́тал;
aan de gang zijn (bézig zijn) — быть за́нятым; ( pláatsvinden ) происходи́ть if ;
de vergádering is al aan de gang — собра́ние уже́ начало́сь;
de vergádering is nog aan de gang — собра́ние ещё идёт/не ко́нчено;
ze zijn weer aan de gang geweest/ — они́ сно́ва взяли́сь за своё!; ( v. kinderen ) они́ сно́ва балова́лись!; ( de buren hébben altíjd rúzie ) ze zijn weer aan de gang тепе́рь они́ опя́ть заряди́ли;
er gang áchter zétten (sneller gaan lópen, ríjden) — приба́вить ша́гу/ходу́; ( bij werk, bewéging ) уско́рить темп [2]; ( druk úitoefenen ) Spreek. нажа́ть на [4]; Stijl. поднажа́ть на [4];
in volle gang — на по́лном ходу́, в по́лном/ са́мом разга́ре;
in volle gang zijn ( v. werk) — кипе́ть if идти́ if по́лным хо́дом;
oṕ gang bréngen — привести́ в движе́ние, пусти́ть в ход; ( verpláatsen ) сдви́нуть с ме́ста; ( gesprék ) завести́, завяза́ть; ( slínger, schómmel ) раскача́ть;
( aan de ) gang (brengen)
een zaak op gang bréngen Spreek. — зате́ять pf де́ло;
de onderhandelingen op gang bréngen met — приступи́ть к перегово́рам с [5];
de economíe moet op gang gebracht wórden — необходи́мо дать толчо́к эконо́мике;
op gang hóuden ( v. gesprék e.d. ) — подде́рживать if ;
we probéren de discússie op gang te hóuden — мы постара́емся, что́бы диску́ссия была́ продо́лжена;
op gang kómen ( v. trein e.d. ) — трону́ться pf , ( z. verpláatsen ) сдви́нуться pf с ме́ста; ( v. mótor e.d. ) развести́сь pf , зарабо́тать pf ; ( v. slínger e.d. ) раскача́ться pf ; ( v. personen ) Spreek. раскача́ться pf ;
ik kan vandáag niet op gang kómen — сего́дня я ника́к не могу́ собра́ться;
de zaak kwam op gang — де́ло пошло́;
hij is goed op gang — у него́ рабо́та спо́рится;
de gang vań zaken — ход веще́й/собы́тий;
de gang van zaken op de universitéit bevalt mij niet — обстоя́тельства в университе́те мне не по душе́;
de gangen nágaan van — следи́ть if за [5], вы́следить [4];
de gangen van het personéel wórden nagegaan — за путя́ми/доро́гами персона́ла следя́т
Начните вводить слово: