ЧЕСТЬ: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

ЧЕСТЬ

I
f
1 eer
честь че́стью Spreek. — zoáls het hoort;
нет уж, благодарю́ за честь ( ir. ) — nee, ik bedank voor de eer;
я ви́жу в э́том большу́ю́ честь для себя́ — ik ervaar dit als een gróte eer;
быть у [2] не в чести́ Arch. — in óngenade bij iem. vállen;
вопро́с́ че́сти — érezaak;
э́то для меня́ вопро́с че́сти — dat komt mijn eer te na;
с че́стью вы́йти́ из [2] — een waardige óplossing vínden;
slágen met vlag en wímpel;
по че́сти говоря́́ Arch. — éerlijk gezegd;
де́лать́ честь [3] — iem. tot eer strékken;
име́ть́ честь + — inf. Arch. de eer hébben te;
het vóorrecht hébben om;
не име́ть че́сти знать [4] — niet het genóegen hébben iem. te kénnen;
честь име́ю́ (кла́няться)! Arch. / — scherts. ik heb de eer u te gróeten!, vaarwél!;
честь оста́вить́ [3] — iem. de eer láten;
по́ че́сти — naar behóren, zoáls het hoort;
ópenlijk, openhártig;
consciëntieus, gewétensvol;
( — als tussenv.) om de wáarheid te zéggen;
честь по́ че́сти Spreek. — zoáls het hoort;
попа́сть́ в честь (к) [3] — bij iem. in de gunst kómen;
пора́/на́до́ и честь знать Spreek. / — scherts, men moet maat wéten te hóuden;
er is een tijd van kómen en een tijd van gaan;
( — tégen iem. die onrédelijk veel eist e.d. ) daar mag je tevréden mee zijn, zo is het wel mooi geweest, láten we wel wézen;
была́ бы честь предло́жена́ Spreek. ( — na áfwijzing v. verzóek) nou, dan niet;
zoáls je wilt;
профессиона́льная́ честь — beróepseer;
с че́стью — wáardig;
met ere;
и честь соблюсти́,́ и де́нежки приобрести́ ( gez. ) — zowél het één als het ánder kríjgen;
спорти́вная́ честь ( v. — iem.) sportivitéit (éerlijkheid in sport);
счита́ть [4] за честь — iets als een eer beschóuwen;
счита́ю/сочту́ за честь + — inf. ik reken het mij tot een eer om;
за что (мне) така́я́ честь ? — wat verschaft mij de eer [van uw bezóek]?;
челове́ќ че́сти — man van eer

2 respéct het , éerbied
в честь [2] — ter ere van;
uit éerbied voor;
в мою́ честь — te mijner ere;
в честь пра́здника — als/ter víering van, tel gelégenheid van [feestelijke gebéurtenis];
честь и ме́сто́ вам! Arch. / Spreek. — u bent van harte wélkom!;
назва́ть́ ребёнка в честь [2] — een kind naar iem. nóemen;
назва́ть [4] в честь отца́ — iem. de naam van de váder géven;
отда́ть́ [3] честь mil. — gróeten, saluéren;
речь́ в честь [2] ( — ter herdénking v. gebéurtenis) gedénkrede;
честь ему́ и сла́ва/хвала́́ — petje af voor hem!

3 goede naam;
onbezoedelde reputátie;
onbespróken gedrág het
4 ( v. vrouw, méisje ) eer, kúisheid
лиши́ть че́сти [2] [ — vrouw, méisje] ontéren

5 Arch. hoge títel;
éretitel
да, ва́ша честь ( — tégen réchter, búiten Rus.) jawél, edelachtbare

II ( if 7b/b(m); tr. ) ¤
1 ( pf по́честь; [4] [5]/за[4]) iem./iets beschóuwen als, hóuden voor
он почёл до́лгом́ яви́ться — hij beschouwde het als zijn plicht om te kómen;
честь за сча́стье́ — z. gelúkkig príjzen

2 lézen