( pf 6°b/c; if прерыва́ть; tr. ) áfbreken, onderbréken, [elektrische stroom, stílte, verbínding] verbréken;
[spréker] in de réde vállen, interrumpéren
прерва́ть на вре́мя́ — ópschorten;
прерва́ть молча́ние́ — de stílte verbréken, het zwíjgen verbréken;
прерва́ть отноше́ния/ конта́кты́ с [5] — relaties áfbreken met;
прерва́ть перегово́ры́ — onderhandelingen áfbreken;
прерва́ть связь́
сообще́ние́ пре́рвано ( m.b.t. — transpórt) de verbindingen zijn verbroken