ОСТАНОВКА: значение слова

остано́вка
f
1 sb. v. останови́ть |1,|2
остано́вка предприя́тия́ ( v. — fabríek e.d. ) buitenbedríjfstelling
●
2 ((в [6])) onderbréking (van/in [werk]);
(m rédevoering e.d. ) rústpunt (in);
(in groei, carrière, ontwíkkeling, etc. ; v. hart) stílstand (in); ( v. werkzaamheden ) strémming (van)
без́ остано́вки — zónder onderbréking, ononderbróken;
без еди́ной остано́вки — zónder te stóppen;
без остано́вок — in één ruk door [ríjden], zónder te stóppen;
мы е́хали без остано́вок — we hébben aan een stuk doorgereden;
остано́вка то́лько за [5] — het wáchten is alléen nog op …;
остано́вка запрещена́́ — stopverbod ^het , verbóden te stóppen;
знак остано́вки — stópbord ^het ;
( — d.♂ v. hándopsteken) stópsignaal ^het ;
остано́вка по техни́ческим причи́нам — pitstop;
остано́вка по требованию — hálte op verzóek;
остано́вка се́рдца́ med. — hártstilstand
●
3 ( v. trein; in de fíle) óponthoud ^het ;
(m de stad e.d. ) verblíjf ^het
не открыва́ть до по́лной остано́вки по́езда — niet ópenen voórdat de trein stil staat
●
4 hálte
остано́вка авто́буса/авто́бусная́ остано́вка ( — áuto)búshalte;
коне́чная́ остано́вка — éindhalte, éindpunt ^het ;
кры́тая́ остано́вка — wachthuisje ^het , ábri;
трамва́йная́ остано́вка — trámhalte;
тролле́й-́ бусная́ остано́вка — hálte van de trólleybus